•  Munten
  • munten geschiedenis

     

    Voor betalingen van grote bedragen werd met name de in Brazilië geslagen Portugese gouden Johannis gebruikt, vernoemd naar koning Johan V (1706 - 1750) van Portugal, die het goudstuk in 1722 introduceerde.

    Deze Portugese gouden munt was vanaf 1785 een belangrijke handelsmunt op Curaçao. Bij introductie was de munt 90 realen waard.

    Zoals bij de meeste munten werd ook de Johannis op grote schaal nagemaakt. Deze imitaties bevatten minder goud. Daarop besloot de regering om de beste exemplaren te voorzien van een merkteken.

  • Deze instempeling of “klop” werd uitgevoerd door de lokale goudsmid Godhelp Israël Hoyer. Hij gebruikte als keurmerk zijn eigen initialen “GIH”. Natuurlijk werd ook deze “klop” nagemaakt.

    De gouden Johannis en haar imitaties bleven tot 1826 op Curaçao geldig.

  •  Yotin
  • yotin korta

    Vanaf de ontdekking van Curaçao door de Spanjaarden in 1499 tot en met het einde van de 18de eeuw werden voor betalingen hoofdzakelijk Spaanse koloniale munten gebruikt.

    Aan het einde van de 18de eeuw stagneerde de bloei van de handel op Curaçao. Door een grotere import dan export van goederen ontstond er al snel een tekort aan munten.

    Gouverneur Johan Lauffer nam hierop in 1799 het besluit 8.000 Spaanse zilveren peso’s (8 realen) in vieren te kappen en elk vierde deel een waarde van 3 realen te geven.

    Deze nieuwe munten kregen vanwege de vermeende productiemethode de naam “guillotine” naar het gelijknamige beulswerktuig uit de Franse revolutie. In het Papiamento werd ‘guillotine’ verbasterd tot “Yotin Kòrtá”.

  •  The Dutch coinage
  • het nederlands muntstelsel

    Begin 19e eeuw was de financiële huishouding in de kolonie Curaçao een grote chaos. Er was constant een gebrek aan geld en een groot aantal buitenlandse munten werden gebruikt voor de handel. Het kappen van de Pilaardollar, de afschaffing van de Johannis en de introductie van nieuwe munten brachten niet de gewenste oplossing. Nederland greep in.

    Op 31 oktober 1826 werd de Muntregeling van Curaçao geïmplementeerd. Deze wet bepaalde dat vanaf 1 januari 1827 de in Nederland gebruikte munten op de eilanden moesten worden gebruikt. Slechts enkele Curaçaose munten mochten in omloop blijven: de 3 realen (met een waarde van Nfl 0,50) en de Curaçaose stuiver (Nfl 0,025). De andere realen werden uit de omloop genomen en naar Nederland verscheept waar zij werden omgesmolten.

  • Voor de handel met het buitenland bleven de zilveren pilaardollar en enkele gouden munten gehandhaafd.

    Helaas bracht ook de introductie van een nieuw muntstelsel geen verandering is de chaotische financiële huishouding in de kolonie. Koning Willem I vestigde toen zijn hoop op de oprichting van een overheidsbank, de voorloper van de huidige Bank van de Nederlandse Antillen.

  •  Betaalmiddelen
  • betaalmiddelen

    De eerste aanmaak van munten speciaal voor Curaçao stamt uit 1821. In een nog onbekende fabriek in de Verenigde Staten zijn in opdracht van de Gouverneur van Curaçao munten met een waarde van 1 reaal geslagen. Een jaar later volgde de opdracht voor 1 stuiverstukken. Op deze munten komt voor het eerst de naam “Curaçao” voor.

    In 1826 was bij Wet geregeld dat de in Nederland geldige muntstukken ook gebruikt moesten worden op Curaçao. Diverse soorten buitenlandse munten bleven echter circuleren.

    Het aantal Nederlandse munten dat naar Curaçao werd verscheept bleef onvoldoende. Het kappen van muntstukken in “driekantjes” was nu zo algemeen bekend, dat er in 1838 opnieuw toe werd besloten.

  • In plaats van Spaanse munten werden nu Nederlandse guldens met de beeltenis van Koning Willem I gebruikt. Eén gulden werd in vier kwartjes gekapt.

    Het kappen van de munten bracht echter geen oplossing voor het tekort aan kleingeld. Drie particuliere handelsfirma’s, Naar, Jesurun en Leyba op Curaçao lieten daarom in 1875 zelf stuivers vervaardigen.

    Op de stuivers van Leyba stonden de letters L&Co. Op de stuivers van Naar stonden de letters J.J.N., terwijl Jesurun de letters J&Co op de stuivers liet aanbrengen. Naar het schijnt zijn deze particulier vervaardigde stuivers reeds na enkele jaren weer ingetrokken.

    In 1900 en 1901 werden toch nog twee munten gemaakt speciaal voor de KOLONIE CURAÇAO: een 1/4 en een 1/10 gulden.
    Deze twee munten waren niet geldig in Nederland.

  •  een aparte muntreeks

    een aparte muntreeks voor de antillen

    Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door de Nederlandse Regering een apart muntstelsel voor Curaçao ingevoerd. Omdat Nederland bezet was, werden de muntstukken in Denver, Colorado in de Verenigde Staten vervaardigd.

    Na de bevrijding van Nederland in 1945 werd het slaan van de Antilliaanse munten overgenomen door ’s Rijks Munt in Utrecht. Hoewel in Nederland was gekozen voor een gehele nieuwe muntreeks, bleef men op de Antillen vasthouden aan de munten van vóór de Tweede Wereldoorlog.

    De stijging van de prijs van zilver maakte eind jaren ’60 een herziening van de muntreeks noodzakelijk. In 1969 werd bij wijze van proef een nieuwe reeks munten geproduceerd in een oplage van slechts 200 stuks. Een jaar later werd gestart met de definitieve uitvoering in grotere oplage.

  • De muntstukken werden niet alleen voorzien van nieuwe ontwerpen, maar ook vervaardigd uit ander materiaal. Zilver werd vervangen door nikkel en in 1979 werd brons vervangen door aluminium.

    In 1986 verkreeg het eiland Aruba haar “status aparte” en een geheel eigen munt. Voor de vijf overgebleven eilanden van Antillen ontstond hierdoor de noodzaak van een herziening van de muntreeks, waarbij méér dan alleen het wapen werd veranderd. Door ’s Rijks Munt Utrecht werd een geheel nieuwe muntreeks ontwikkeld, waarbij uitgegaan werd van het ontwerp van de vierkante stuiver uit 1913: een vruchtdragende oranjetak. In de nieuwe muntreeks is de 2½ cent niet meer teruggekeerd en is het 5 centstuk of stuiver in een ronde vorm uitgevoerd. De voor de Antilliaanse muntreeks zo karakteristieke vierkante vorm werd in de nieuwe reeks gereserveerd voor het nieuw geïntroduceerde 50 centstuk. De stukken van hogere waarde zijn uitgevoerd in een goudkleurig metaal.

  •  Berdenkingsmunten
  • Berdenkingsmunten

    Ter gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen geeft de regering van de Nederlandse Antillen sinds 1973 herdenkingsmunten uit.

    Deze munten hebben bij uitgifte altijd de status van wettig betaalmiddel, maar worden doorgaans vanwege hun vaak hogere waarde niet aangetroffen in de normale geldcirculatie.

    Het bijzondere ontwerp van de munten, de extra zorg die bij de productie van deze stukken aan de kwaliteit wordt besteed en de beperkte oplage maken deze munten tot ware verzamelobjecten.