De eerste bankbiljetten voor de Nederlandse Antillen zijn begin 19e eeuw geïntroduceerd. Voor die tijd dienden gouden en zilveren munten als betaalmiddel. Verschillende van deze munten waren vervalst. Eén van de bekendste gouden munten was de Gouden Johannis. Deze munt was van grote waarde en was daarom een gewild doelwit voor vervalsers. Zij slepen kleine stukjes goud van de munt, of holde de munt uit en vulde deze met soldeer. Rond 1818 was de situatie dusdanig dat de bevolking deze munt niet meer vertrouwde en niet langer accepteerde als betaalmiddel.
Er waren strenge maatregelen nodig om het vertrouwen in de zilveren en gouden munten te herstellen. De Raad besloot daarom alle gouden Johannissen in te nemen. Daarvoor in de plaats kreeg de eigenaar een kwitantie waarop stond hoeveel waarde aan munten hij had ingeleverd.