•  Banknotes
  • bankbiljetten geschiedenis

    De eerste bankbiljetten voor de Nederlandse Antillen zijn begin 19e eeuw geïntroduceerd. Voor die tijd dienden gouden en zilveren munten als betaalmiddel. Verschillende van deze munten waren vervalst. Eén van de bekendste gouden munten was de Gouden Johannis. Deze munt was van grote waarde en was daarom een gewild doelwit voor vervalsers. Zij slepen kleine stukjes goud van de munt, of holde de munt uit en vulde deze met soldeer. Rond 1818 was de situatie dusdanig dat de bevolking deze munt niet meer vertrouwde en niet langer accepteerde als betaalmiddel. 

    Er waren strenge maatregelen nodig om het vertrouwen in de zilveren en gouden munten te herstellen. De Raad besloot daarom alle gouden Johannissen in te nemen. Daarvoor in de plaats kreeg de eigenaar een kwitantie waarop stond hoeveel waarde aan munten hij had ingeleverd.

  • Deze kwitantie was voorzien van het zegel van de koning en was getekend door leden van de Raad. Om de geldcirculatie niet te verstoren werd besloten dat deze kwitanties konden worden gebruikt in het betalingsverkeer als ware het gouden en zilveren munten. De eerste bankbiljetten voor de Nederlandse Antillen waren geboren.

    In een poging de chaotische financiële huishouding op de eilanden, waarbij munten uit verschillende landen door elkaar heen werden gebruikt, te ordenen, gaf Koning Willem III in 1827 de opdracht tot het oprichten van een circulatiebank, de huidige Centrale Bank van Curacao en Sint Maarten. De bank opende officieel haar deuren op 6 februari 1828. Het is thans de oudste, nog functionerende, centrale bank van het westelijk halfrond.

  •  The
  • de 1827 uitgife

    Johannes van den Bosch werd benoemd als eerste directeur van de nieuwe bank. Bij zijn aankomst op Curacao had hij vijf kisten met nieuw gedrukte bankbiljetten meegebracht. Deze waren gedrukt door Johan Enschede en Zonen in Nederland. De bankbiljetten waren alle voorzien van de datum 1827. Dat was een beetje optimistisch. Toen de Bank van Curacao op 6 februari 1828 haar deuren opende, moet zij het dus doen met foutief gedateerde bankbiljetten.

    Hoe eenvoudig de eerste biljetten tegenwoordig ook lijken, ze waren voor die tijd voorzien van een uniek mechanisme om het vervalsers moeilijk te maken. Dit was het gebruik van de zogenaamde Fleischman ‘muziek’ rand, bestaande uit hele kleine elementen, oorspronkelijk bedoeld voor het drukken van muziek.

  •  Curacaosche

    Curacaosche Bank

    In 1879 startte de nieuwe Bank directeur Johan Cornelis Mensing met de voorbereidingen voor een nieuwe uitgifte van bankbiljetten. Deze uitgifte zou radicaal anders zijn dan alle voorgaande uitgiften met een aantal belangrijke vernieuwingen. Het zou bijvoorbeeld de eerste uitgifte worden die geheel in kleur werd gedrukt. Het werd ook de eerste uitgifte die voorzien was van een watermerk met de naam van de Bank.

    Mensing was ook verantwoordelijk voor de introductie van de naam ‘Curacaosche Bank”. Tot 1879 werd de Bank uitsluitend aangeduid als ‘de Bank’, ‘de Gouvernementsbank’ of in het beste geval ‘de bank van Curacao’. De invoering van de naam ‘Curacaosche Bank’ was overigens niet het resultaat van een bewuste beslissing. Het kwam eerder door een misverstand tussen de Bank en de drukkers.

  • Vanaf de uitgifte 1879 werd de naam ‘Curacaosche Bank’ niet alleen in de opdruk van de bankbiljetten gebruikt, maar zelfs als watermerk in het bankbiljettenpapier opgenomen.

    Uitgifte 1901

    In 1883 werd het gebrek aan pasmunt nijpender. De Bank probeerde dit probleem op te lossen door met spoed biljetten van f 1, f 0,50 en f 0,25 uit te geven. De biljetten werden gedrukt op dun, gekleurd karton en ze werden ook prompt ‘kaartjes’ genoemd. Deze kaartjes zijn nu zeer zeldzaam en zijn nog maar enkele exemplaren van bekend.
    Negen jaar later, in 1892, worden de kaartjes vervangen door biljetten die bij de Hamilton Bank Note Company in New York zijn gedrukt. De kaartjes worden door de Bank vernietigd.

  • De kwaliteit van de nieuwe bankbiljetten laat veel te wensen over en ze worden in 1901 vervangen door een geheel nieuwe uitgifte. De uitgifte van 1901 was in feite een herdruk van het ontwerp uit 1879 waarbij de muziek rand opnieuw op de biljetten werd aangebracht. De nieuwe bankbiljetten werden weer gedrukt bij Johan Enschede en Zonen. De biljetten zijn in 1909, 1913 en 1914 herdrukt.

    Dubbelzijdige druk

    In 1918 werd besloten nieuwe bankbiljetten te drukken. Deze waren van een gelijksoortig ontwerp als die uit 1879. Ze waren echter beduidend groter en de Fleishmanrand was enigszins anders van vorm. Er vond echter een belangrijke verandering plaats. De biljetten van deze uitgifte werden nu voor het eerst dubbelzijdig bedrukt – een grote verbetering die het vervalsen van de biljetten een stuk moeilijker maakte. De uitgifte bestond uit biljetten van f 5, f 10, f 25, f 50, f 100 en voor het eerst ook uit biljetten van f 250.
    De biljetten werden getekend middels het gebruik van handtekeningenstempels.

  • Een heel nieuw ontwerp

    In 1925 lukte het de Bank niet om aan de vraag naar bankbiljetten te voldoen. Alle beschikbare biljetten waren al in omloop gebracht, dus was het zaak dat er opnieuw biljetten werden gedrukt. Deze keer werd gekozen voor een heel nieuw ontwerp. Er waren zeven denominaties, elk kreeg hetzelfde ontwerp met een identiek centraal vignet. Dit vignet toonde een luchtaanzicht van de St Annabaai gezien vanaf de noordpunt van Otrobanda, in de richting van Fort Amsterdam en de pontonbrug.

    Alle biljetten kregen bovendien dezelfde hoofdkleur: paars. Zij werden in 1927, 1928 en 1929 herdrukt. Eind 1929 werden de paarse biljetten plotseling vervangen door groene biljetten met hetzelfde ontwerp. De reden hiervoor is niet met zekerheid te achterhalen. Naast de bestelling groene bankbiljetten, plaatste de Bank direct ook een bestelling van twee miljoen bankbiljetten. In tegenstelling tot de 1925 serie, waar elke waarde altijd hetzelfde ontwerp weergaf, waren deze keer de ontwerpen per waarde verschillend. Voor elke waarde werd een ander centraal motief gebruikt bestaande uit een aanzicht dat kernmerkend was voor elke van de zes eilanden.

  •  25 Gulden
  • 1942 - 1947

    In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog begon er opnieuw tekort te ontstaan aan zilveren pasmunt en de regering besloot muntbiljetten van f 1 en f 2,50 te introduceren in plaats van meer en meer zilver in circulatie te brengen.

    De Nederlandse Antillen waren dan wel niet direct betrokken bij de oorlogshandelingen maar het was uiteraard onmogelijk om de nodige biljetten in het door de Duitsers bezette Nederland te laten maken. De muntbiljetten werden daarom besteld bij American Bank Note Company (ABNC) in New York.

    Omdat de ABNC geen ervaring had met het drukken van biljetten in de Nederlandse taal ontstond er ook een curiositeit in de strafwettekst op de achterzijde van het biljet. Deze tekst was door de Bank als getypte tekst aangeleverd met hoofdsletters en kleine letters.

  • De Bank gaf daarbij wel opdracht aan de drukker om deze tekst geheel in hoofdletters te vermelden. De drukker zetten de kleine letters ‘ij’, ‘i’ en ‘j’ – met de puntjes – keurig om naar hoofdletters, maar dan wel voorzien van puntjes.

    Toen in 1943 nieuwe bankbiljetten nodig waren, werden deze wederom besteld bij ABNC. Om de gebruikelijke lange tijd die gemoeid is met het ontwerpen te verkorten, werd besloten om de biljetten van 1939 na te laten maken door ABNC. De Nederlandse maagd moest uiteraard geheel opnieuw worden gegraveerd en de maagd op het biljet van 1943 heeft daarbij duidelijk aan forsheid ingeboet en is nu ook wat zomerser gekleed. Ook heeft ABNC verzuimd om het watermerk CUR-BANK, een belangrijk beveiligingskenmerk, op te nemen in het biljet. De Bank was zeer tevreden over de kwaliteit van de door de ABNC in 1942 gedrukte biljetten. Toen in 1947 meer zilverbonnen nodig waren werden deze bijna vanzelfsprekend weer bij de ABNC besteld in plaats van bij Enschedé. De enige wijzigingen op de biljetten was het jaar van uitgifte, ook moest aan de voorzijde het jaartal 1947 goed zichtbaar worden gemaakt en de nummering werd nu voorafgegaan door de serieletter “B”.

  •  Terug naar
  • Terug naar enschedé

    In 1947 benaderde de Bank toch weer Johan Enschedé voor het maken van een geheel nieuw ontwerp voor de bankbiljetten. Na goedkeuring van de ontwerptekeningen zijn deze biljetten in 1948 gedrukt en een jaar later in omloop gebracht. Op hetzelfde moment zijn de uitgiften van 1930, 1939 en 1943 uit de omloop gehaald en vernietigd.

    Voor de 1948 uitgifte werd een schaduwwatermerk gebruikt. Dit is een watermerk dat ook grijstinten bevat. Een dergelijk watermerk is veel moeilijker na te maken dan een zwart-wit watermerk. Het eerste ontwerp bestond uit een patroon dat over het hele oppervlakte van het biljet werd uitgevoerd. Het probleem hiermee was dat het nauwelijks herkenbaar was als watermerk. Het hele oppervlak van het biljet was immers bedrukt en het watermerk was eigenlijk alleen aan de randen te zien en dan nog met moeite.

  • Van de uitgifte 1948 werden ook voor het eerste speciale specimenbiljetten besteld. Dit zijn biljetten ‘zonder waarde’ die zijn bestemd voor intern gebruik en om andere banken te informeren hoe echte biljetten eruit zien.

  •  Nederlands
  • nederlandse antillen

    In 1948 begonnen de besprekingen over een nieuwe rechtsorde in het Koninkrijk der Nederlanden. Na zes jaar onderhandelen zou dit, in 1954, uiteindelijk leiden tot het Statuut dat de nieuwe constitutionele relatie tussen Nederland, Suriname en de eilanden Aruba, Curacao, Bonaire, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba.

    Een van de meest treffende veranderingen was de verandering in landsnaam van de Antillen. Die was niet langer ‘Curacao en onderhorigheden’ maar officieel ‘Nederlandse Antillen’

    Deze verandering van de naam had uiteraard ook consequenties voor het ontwerp en inhoud van de bankbiljetten. Er werden alleen de hoogst noodzakelijk veranderingen aangebracht met het 1948 ontwerp als basis. Hoewel de 1954 biljetten hierdoor erg lijken op de serie van 1948 zijn er toch een aantal kleine wijzigingen aangebracht:

    • de tekst ‘ Willemstad – Curacao’ als ook ‘Nederlandse Antillen’ werd toegevoegd;
    • het jaar van uitgifte werd vervangen door de volledige datum;
    • de twee waardecijfers werden verschillend afgebeeld in plaats van identiek.

    Toen in 1955 nieuwe muntbiljetten van f 2,50 nodig waren besloot de regering wederom de bestelling te plaatsen in New York. ABNC moest alleen de naam ‘Curacao’ aan de voor en achterkant veranderen in ‘Nederlandse Antillen’. Ook vroeg de minister de ABNC direct de puntjes op de hoofdletter ‘I’ en ‘J; te verwijderen.

  • De nieuw verkregen autonomie van het land bracht ook een aantal veranderingen voor de Bank, die nu als een zelfstandige centrale bank verder ging. In 1858 werd daarom besloten niet al te grote aantallen biljetten te bestellen en ook de wijzigingen tot een minimum te beperken om niet teveel biljetten te moeten vernietigen op het moment dat alle veranderingen voor de Bank waren doorgevoerd. Deze serie was de laatste waarop de naam “Curacaosche Bank” verscheen. Op 1 januari 1962 werd de naam van de Bank gewijzigd in ‘Bank van de Nederlandse Antillen (voorheen de Curacaosche Bank).

  • bank v/de nederlandse antillen

    Op 2 januari 1962 begon er een nieuw tijdperk voor de Bank van de Nederlandse Antillen. Al vanaf 1941 was er gemorreld aan het Statuut van 1907, maar het werd pas in 1961 vastgesteld. De meest in het oog springende verandering was de naam van de Bank. Minder opvallend maar veel belangrijker was de verandering in de juridische positie van de Bank. De Bank was nu niet langer een onderdeel van het Ministerie van Financiën, maar een zelfstandige, publiekrechterlijke rechtspersoon, geleid door een eigen bestuur en een benoemde voorzitter.

    Er was maar weinig tijd om nieuwe biljetten te ontwerpen en er waren veel andere zaken om aandacht aan te besteden. Er werd daarom gekozen voor een pragmatische oplossing en de bestaande biljetten op een aantal punten aan te passen en opnieuw uit te geven en een geheel nieuw ontwerp naar de toekomst te verschuiven.

  • Eenmaal zover besloot de directie te kiezen voor een meer Antilliaans karakter en niet langer gebruik te maken van de Nederlandse Maagd die nu als sinds 1930 het beeld op de biljetten bepaalde. De Bank verzocht daarom Oscar Ravelo, een Curacaose kunstenaar, om het ontwerp van de nieuwe biljetten op zich te nemen. Ravelo had echter geen ervaring met het ontwerpen van bankbiljetten en hij moest geheel op Enschedé steunen waar het de specifieke bankbiljettenproblematiek aanging. Dat leidde uiteindelijk tot een ontwerp dat maar weinig afweek van de gebruikelijk Enchedé ontwerpen en maar weinig meer aantrekkelijk was dan de oudere ontwerpen. De enige ontwerpelementen die uiteindelijk echt veranderden waren de Maagd die werd vervangen door een afbeelding van het Autonomie monument in Willemstad.

    1972 – 1974 – 1975

    In 1972 besteld de nieuwe Bank president V. Servage meer bankbiljetten. Om de kosten te besparen wordt het ontwerp van 1967 gehandhaafd en wordt alleen de datum en de handtekening aangepast.

  • Hetzelfde ontwerp is ook gebruikt in 1979. Er werden wel een aantal wijzigingen aangebracht. Zo werd er gekozen voor nieuwe kleuren die veel helderder waren dan die van de bestaande. Bovendien paste de drukker nu een nieuwe techniek toe van irisdruk, waarbij de kleuren geleidelijk in elkaar overlopen, gelijk aan een regenboog.

    Een andere opvallende wijziging zou worden aangebracht in de wijze van nummering.

    Eind 1980 werd een nieuwe bestelling geplaatst voor biljetten van f 5, f 10, f 25 en f 50. De biljetten van 10 en 25 gulden werden met ongewijzigde uitgifte datum gedrukt. De datum op de 5 en 50 gulden biljetten werd aangepast naar 23 december 1980.

    De biljetten van 100 gulden werden in 1981 besteld en kregen als datum 9 december 1981. Drie jaar later volgt een nieuwe bestelling voor 5 en 10 gulden biljetten. Deze biljetten kregen de uitgifte datum 1 juni 1984 opgedrukt.

  • De introductie van de vogels

    In 1986 trad Aruba uit de Nederlandse Antillen en kreeg een Status Aparte binnen het Koninkrijk. Het geldende bankstatuut van 1961 moest daardoor op een aantal punten worden aangepast. Een van de meest in het oog springende wijzigingen was dat de ‘Bank van de Nederlandse Antillen (voorheen De Curacaosche Bank) met ingang van 1 januari 1986 gewoon ‘Bank van de Nederlandse Antillen’ zou heten, zonder de toevoeging die haar historische oorsprong weergaf.

    De serie bankbiljetten die in 1984 werd voorbereid in verband met deze nieuwe status van de Bank zou zoals vanouds weer door Enschedé worden gedrukt. Opnieuw werd de opdracht tot het maken van een ontwerp aan Oscar Ravelo gegund. Het resultaat was een bijzonder kleurige en aantrekkelijke serie die nu al twintig jaar in min of meer ongewijzigde vorm in circulatie is en nog steeds modern en functioneel aandoet.

    Als ontwerp voor de nieuwe serie was gekozen voor inheemse vogels als hoofdmotief. Zo is voor de Troepiaal (5 gulden), de Kolibrie (tien gulden), de Flamingo (25 gulden), de Andes Mus (50 gulden), het Suikerdiefje (100 gulden) en de Caraibische spotlijster (250 gulden).

  • De 1986 serie is herdrukt in 1990 en 1994.

    In 1998 besluit de Bank extra veiligheidskenmerken op de biljetten aan te brengen. Een van de meest opvallende veiligheidskenmerken is de folieopdruk, een trapezevormig stukje folie dat in een aparte drukgang wordt opgebracht. Dit stukje folie wordt zwart bij het kopiëren of scannen van het biljet.

    De 1998-serie is herdrukt in 2001, 2003, 2006, 2008 en 2011 en voorzien van de respectievelijke uitgifte data.